Aan X is onder meer een BTW-naheffingsaanslag 2013 opgelegd. Ter zitting voor het hof is alleen deze BTW-naheffingsaanslag 2013 nog in geschil. Voorafgaand aan deze naheffingsaanslag 2013 ontving X op 10 oktober 2018 een conceptrapport van de inspecteur met de voorgenomen correcties. Aan A, de indirect aandeelhouder van X, zijn op 10 oktober 2018 ook conceptrapporten gestuurd van drie andere ondernemingen. Aan deze andere ondernemingen zijn op dat moment al BTW-naheffingsaanslagen opgelegd, zodat die procedures zich in de bezwaarfase bevinden. Bij brief van 16 oktober 2018 verzoekt de gemachtigde van X en de andere ondernemingen van A, om inzage in alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarfase. Vervolgens krijgt X tot uiterlijk 21 november 2018 de tijd om haar zienswijze kenbaar te maken op de voorgenomen correcties. Op 20 november 2018 geeft X een inhoudelijke zienswijze over de voorgenomen BTW-naheffingsaanslag 2013. In geschil is of het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is geschonden, omdat X geen inzage in de stukken had in de fase voor het opleggen van de BTW-naheffingsaanslag 2013.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet is geschonden. Gelet op de stukken in het dossier heeft X naar behoren en effectief kunnen reageren. X heeft in de periode van 10 oktober 2018 tot 21 november 2018 voldoende tijd gehad om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel brengt met zich dat X recht heeft op inzage in de stukken. De inspecteur behoeft deze stukken niet ambtshalve te verstrekken. X moet hierom verzoeken. Het verzoek van 16 oktober 2018 om inzage in de stukken kwalificeert volgens het hof als een verzoek om inzage in de stukken in de bezwaarfase en niet als inzage in de stukken in de fase voor het opleggen van de BTW-naheffingsaanslag 2013.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de Europese Unie 48