Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X BV geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan de teruggaaf omzetbelasting. Zij heeft de inspecteur niet ingelicht over het feit dat uitsluitend vrijgestelde prestaties worden verricht.

X BV verricht managementdiensten voor een dochteronderneming en verhuurt activa aan deze dochter. Dit schrijft X BV op 1 maart 2021 in haar reactie op een vragenbrief van de inspecteur. X BV en de dochter vormen een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De inspecteur legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op over het tijdvak 12 december 2019 tot en met 31 december 2021 waarbij de inspecteur de door X BV afgetrokken voorbelasting terugneemt. De inspecteur deelt mede dat geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat omdat de fiscale eenheid uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht. X BV stelt dat zij erop mag vertrouwen dat recht op aftrek bestaat vanwege het uitblijven van een reactie op de brief van 1 maart 2021 en de daarna ontvangen van teruggaven omzetbelasting. In geschil is of de naheffingsaanslag moet worden vernietigd wegens de schending van opgewekt vertrouwen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. X BV vermeldt in de email niet dat de fiscale eenheid uitsluitend vrijgestelde prestaties verricht. Aan de teruggaven omzetbelasting kan daarom geen vertrouwen worden verleend. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 20 december

Informatiesoort: VN Vandaag

242

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen