Belanghebbende krijgt in 2010 een navorderingsaanslag IB/PVV 2005 opgelegd. Hij heeft tegen deze aanslag bezwaar aangetekend in april 2010. Zijn bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2006 tot en met 2008 met daarin eveneens correcties met betrekking tot de aftrek eigen woning zijn gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen vernietigd. In 2018 krijgt belanghebbende een brief dat het belastinguitstel wegens het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2005 is ingetrokken. De inspecteur verklaart in 11 april 2019 het bezwaar alsnog gegrond en vermindert de navorderingsaanslag tot nihil. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijving van de redelijke termijn.
Hof Amsterdam overweegt dat de belanghebbende geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Gedurende de periode dat hij in de veronderstelling verkeerde dat geen belastinggeschil aanwezig was, kan er geen sprake zijn van spanning en frustratie. Tussen 15 april 2010 en 4 februari 2020 waarop de rechtbank uitspraak deed zitten afgerond 118 maanden waardoor de redelijke termijn in beginsel met 94 maanden is overschreden tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn van 26 augustus 2011 (toen de bezwaren over 2006 en 2008 gegrond werden verklaard) tot 28 september 2018 (brief intrekking uitstel) telt niet mee. Er is namelijk sprake van een bijzondere omstandigheid en er is in deze periode geen sprake van spanning en frustratie. Belanghebbende was immers verrast door de brief over het ingetrokken belastinguitstel. Vanaf 11 april 2019 was ook geen sprake van spanning en frustratie omdat belanghebbende wist dat de inspecteur volledig aan zijn bezwaren tegemoet zou komen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 2 december