Rechtbank Den Haag oordeelt dat ondanks de overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee maanden er geen immateriële schadevergoeding wordt toegekend. De vergoeding komt namelijk toe aan zijn gemachtigde.

X doet BPM-aangifte voor een BMW X1 met forse schade. Het bijgaande taxatierapport gaat uit van een handelsinkoopwaarde van € 2000. Bij hertaxatie door Domeinen is geen schade aangetroffen. In geschil is de naheffing van € 3088.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat ondanks de overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee maanden er geen immateriële schadevergoeding wordt toegekend. X heeft namelijk in de machtiging ermee ingestemd dat alle vergoedingen en dergelijke die door de Belastingdienst worden uitbetaald in verband met bezwaar-/beroep-/hoger beroep-/cassatieprocedures toekomen aan de gemachtigde. X wordt dus niet persoonlijk gecompenseerd voor de veronderstelde spanning en frustratie. X maakt niet aannemelijk dat ten tijde van de aangifte sprake was van meer dan normale gebruiksschade. Het rapport van zijn taxateur kan niet als bewijs dienen, omdat de opname daartoe drie weken vóór de aangifte plaatsvond. X maakt ook niet inzichtelijk waaruit het schadeverleden bestaat en welke eventuele waardevermindering daarvan het gevolg is. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Editie: 28 september

Informatiesoort: VN Vandaag

338

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen