Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af omdat geen sprake is van een spoedeisend belang.

X bv verricht werkzaamheden in de tuinbouw. Zij staakt haar activiteiten in 2010, is vervolgens ontbonden en verkeert nog steeds in liquidatie. Haar enig aandeelhouder en bestuurder is geboren in 1947. Aan X bv is in 2011 een BTW-naheffingsaanslag over 2006 opgelegd van (uiteindelijk) € 2.464.918 met een vergrijpboete en heffingsrente van € 463.815. Door middel van (derden)beslagen heeft de ontvanger inmiddels € 273.738 verrekend. Rechtbank Noord-Nederland vernietigt de boete, wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af en kent wegens het overschrijden van de redelijke termijn in de bezwaarfase een immateriële schadevergoeding toe van € 10.000. In hoger beroep verzoekt X bv wederom tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat de aanslag wordt geschorst. Volgens X bv is er een spoedeisend belang, omdat haar aandeelhouder al op leeftijd is en de bezwaarfase ruim elf jaar heeft geduurd.

Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af omdat geen sprake is van een spoedeisend belang. Daargelaten dat het belang van de aandeelhouder niet vereenzelvigd kan worden met dat van X bv, is niet gebleken van dreigende onomkeerbare gevolgen die dreigen op te treden. Met haar latere niet-onderbouwde stelling dat met de gelden misschien nog tuinders betaald kunnen worden, maakt X bv evenmin een spoedeisend belang aannemelijk. Er is geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:108

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 8 april

Informatiesoort: VN Vandaag

256

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen