Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat navordering mogelijk is omdat de te weinig geheven belasting meer bedraagt dan 30 percent van de verschuldigde belasting. Er is geen sprake van een beoordelingsfout van de inspecteur.
Belanghebbenden, de kinderen van Q, zijn de erfgenamen van Q. Tot de nalatenschap behoren de certificaten van aandelen in Z bv. Z bv bezit diverse onroerende zaken die worden verhuurd. In de IB-aangifte 2011 van Q wordt een beroep gedaan op de doorschuivingsfaciliteit van art. 4.17a Wet IB 2001. De aanslag wordt vervolgens conform de aangifte opgelegd. De inspecteur legt hierna een IB-navorderingsaanslag op, omdat Z bv geen materiële onderneming drijft. De erfgenamen zijn het daar niet mee eens. Zij zijn van mening dat navordering niet mogelijk is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat navordering mogelijk is omdat de te weinig geheven belasting meer bedraagt dan 30 percent van de verschuldigde belasting. Er is geen sprake van een beoordelingsfout van de inspecteur, want het nalaten om de geautomatiseerde afdoening van aangiften te blokkeren kan op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 juni 2014 (V-N 2014/34.11) niet worden aangemerkt als een dergelijke beoordelingsfout. De rechtbank komt daarom niet toe aan behandeling van de vraag of sprake is van een “nieuw feit” en of de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft gepleegd omdat hij de aangifte niet heeft onderzocht, omdat er geen interne communicatie is geweest tussen de SW-inspecteur en de IB-inspecteur. Het vermogen van Z bv kan niet worden aangemerkt als ondernemingsvermogen. Hierdoor is de doorschuivingsfaciliteit niet van toepassing op de verkrijging van de certificaten Z bv. Ook heeft de inspecteur de waarde correct berekend. De aanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.17a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 oktober