Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de waarde van de aandelen van X terecht heeft vastgesteld op de historische kostprijs. Volgens de rechtbank is er namelijk sprake van binnenlandse belastingplicht.

Belanghebbende, X, emigreert in 1991 naar België. In 2003 remigreert hij weer naar Nederland. Sinds 1994 houdt X de helft van de aandelen in A bv. X verzoekt de inspecteur om de verkrijgingsprijs van de aandelen vast te stellen op € 844.304, de waarde per 11 maart 2003. De inspecteur stelt de waarde vast op € 9075, de historische kostprijs. X stelt dat een step-up aan hem moet worden verleend, omdat hij tijdens zijn verblijf in België niet belastingplichtig was in Nederland. X stelt hierbij dat hij slechts buitenlands belastingplichtig was ten tijde van zijn verblijf in België. De inspecteur is echter van mening dat er, nu hij buitenlands belastingplichtig was, sprake is van binnenlandse belastingplicht.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de waarde van de aandelen van X terecht heeft vastgesteld op de historische kostprijs. Volgens de rechtbank was er namelijk sprake van binnenlandse belastingplicht. Bij de beantwoording van de vraag of X als ab-houder voorafgaand aan de remigratie ‘in Nederland niet belastingplichtig was', moet volgens de rechtbank namelijk ook worden getoetst of er sprake was van buitenlandse belastingplicht. De rechtbank wijst hierbij op de wetsgeschiedenis.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.36

Wet inkomstenbelasting 2001 4.25

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 16 februari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen