Hof Den Haag oordeelt dat de gemeente Rotterdam precariobelasting mag heffen voor het hebben van gasleidingen in, op of boven gemeentegrond die dienen voor commerciële afnemers. Er is geen strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat de gemeente niet heft voor gasleidingen voor transport aan niet-commerciële afnemers. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
De gemeente Rotterdam mag op grond van haar Verordening precariobelasting heffen voor het hebben van gasleidingen in, op of boven gemeentegrond. De gemeente sluit met X nv een vaststellingsovereenkomst, waarin staat dat de gemeente geen aanslag precariobelasting oplegt voor gasleidingen die zien op transport van gas aan niet-commerciële afnemers. Y is het hiermee niet eens en vindt dat sprake is begunstigend beleid dat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De gemeente had een vrijstelling moeten opnemen in de Verordening.
Hof Den Haag (V-N 2022/8.1.7) oordeelt allereerst dat geen sprake is van gelijke gevallen. Y levert namelijk alleen aan commerciële afnemers. Daarnaast is geen sprake van begunstigend beleid. Op basis van de Verordening kan namelijk precariobelasting worden geheven. Op basis van de Vaststellingsovereenkomst oefent de gemeente deze bevoegdheid echter niet uit voor transport van gas aan niet-commerciële afnemers. Dit vormt geen gedoogplicht dan wel keuzemogelijkheid om alsnog te heffen. Ook is geen sprake van beleid, omdat de afspraak met X nv een incidenteel geval betreft. Het hoger beroep van X nv is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 28 juni