Belanghebbende, X, kreeg over 2010 een voorlopige aanslag opgelegd. De inspecteur baseerde die aanslag op gegevens uit de aangifte over 2009. Dit leidde voor X tot een teruggave van € 4.139. In de aangifte IB 2010 gaf X haar uitkering op grond van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) aan als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. Verder claimde zij de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting. De inspecteur kwalificeerde de uitkering als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking en kende de heffingskortingen niet toe.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat de VA op historische gegevens was vastgesteld, dat de inspecteur op het moment van het opleggen van de VA niet op de hoogte kon zijn van de relevante feiten en omstandigheden die zich in 2010 zouden gaan voordoen zodat de inspecteur niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. Het hof oordeelt verder dat de uitkering ten onrechte als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking was aangegeven en dat X geen recht had op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting noch op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het Hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.16
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 13
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11