Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ‘open-end’ beleggingsinstelling, onvergelijkbaar is met in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstellingen. X heeft geen aanspraak op teruggaaf van dividendbelasting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde instelling voor collectief beleggen met variabel kapitaal, een zogenoemde open-end beleggingsinstelling. Zij is een paraplufonds met vijf afzonderlijke subfondsen en verzoekt om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting. X stelt dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling ex art. 28 Wet VPB 1969. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van de Nederlandse dividendbelasting.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/33.1.4) oordeelt dat X onvergelijkbaar is met in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstellingen. X heeft dan geen aanspraak op teruggaaf van dividendbelasting. Het hof verwijst naar zijn uitspraak van 26 oktober 2022, 21/00402, V-N 2022/51.6 die betrekking heeft op een Duits beleggingsfonds (icbe), waarin het overweegt dat er systeemverschillen bestaan tussen Duitsland en Nederland bij de belastingheffing over dividendinkomsten. Volgens het hof kunnen, bij gebreke van harmonisatie, de nadelen van dergelijke systeemverschillen niet door middel van een beroep op de verkeersvrijheden uit het VWEU worden weggenomen. Daarvoor is (positieve) harmonisatie vereist. Mutatis mutandis is dit ook van toepassing op X. Ook het VK kiest er namelijk voor om aandeelhouders die niet in het VK wonen of zijn gevestigd, niet in de heffing te betrekken ter zake van uit Nederland stammend dividendinkomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Beleggingsinstellingen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Wet op de dividendbelasting 1965 10
Wet op de dividendbelasting 1965 9