Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur ten onrechte niet heeft gehoord en dat X daardoor is benadeeld. Het hof gaat echter voorbij aan het verzoek van X om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, is het niet eens met een aanslag IB/PVV 2011 en een heffingsrentebeschikking. In hoger beroep stelt X dat in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden.

Hof ’s-Hertogenbosch ( V-N 2018/60.1.9) oordeelt dat de inspecteur ten onrechte niet heeft gehoord en dat X daardoor is benadeeld. Het hof gaat echter voorbij aan het verzoek van X om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur. De gemachtigde van X heeft tijdens de zitting in eerste aanleg de rechtbank namelijk uitdrukkelijk toestemming gegeven om zelf in de zaak te voorzien. Het is in strijd met een goede procesorde om daarop in hoger beroep terug te komen. Het hof oordeelt verder dat X geen recht heeft op een hogere kostenaftrek. Ook de heffingsrente is juist berekend door de inspecteur. Het hoger beroep van X is wegens schending van de hoorplicht gegrond, maar de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar kunnen in stand blijven. De inspecteur moet X een proceskostenvergoeding van € 501 betalen.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 juli

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen