Aan X zijn in de IB-sfeer navorderingsaanslagen opgelegd. De inspecteur verklaart het bezwaar hiertegen in september 2018 ongegrond. In april 2019 tekent X nogmaals bezwaar aan. Dit tweede ‘bezwaar’ is doorgezonden naar de rechtbank en aangemerkt als beroep. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is dit beroep niet-ontvankelijk en is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch bevestigt dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. X stelt vergeefs dat hij naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar eerst nog in gesprek is gegaan met de inspecteur om een oplossing te bereiken. Dat is namelijk geen reden waarom X – al zou het slechts ter behoud van rechten zijn – niet tijdig beroep had kunnen instellen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 2 september