De Hoge Raad oordeelt dat Nederland niet verplicht is een tijdsevenredige BPM-heffing toe te passen voor een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, ook niet als sprake is van tijdelijke verhuur in Nederland en het motorrijtuig daarna definitief buiten Nederland zal worden gebracht.

X bv doet in januari 2014 BPM-aangifte voor een uit België afkomstige auto en voldoet aldus € 35.200. In juni 2014 wordt dezelfde auto geëxporteerd. X bv krijgt vervolgens een teruggaaf van € 30.051. Na bezwaar is een aanvullende teruggaaf gevolgd van € 737 en daarover is op de voet van art. 30ha lid 1 AWR € 6 belastingrente vergoed. Volgens X bv moet over echter de totale teruggaaf Irimi-rente worden vergoed en wel vanaf 8 januari 2014 tot de data waarop de teruggaven zijn ontvangen. Volgens Hof 's-Hertogenbosch kan bij de registratie de volledige BPM worden geheven, dus zonder rekening te houden met de later te verlenen teruggaaf, zelfs als al bij de registratie vaststaat dat de auto slechts tijdelijk in Nederland zal worden verhuurd. X bv stelt in cassatie dat de tijdsevenredige BPM-heffing van art. 14b Wet BPM 1992 ten onrechte alleen geldt voor een in een andere EU-lidstaat wonende natuurlijke persoon of een aldaar gevestigd lichaam die een in die lidstaat geregistreerd motorrijtuig voor maximaal vier jaar ter beschikking stelt aan een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam.

De Hoge Raad oordeelt dat Nederland niet verplicht is een vergelijkbare tijdsevenredige heffing toe te passen voor een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, ook niet als sprake is van tijdelijke verhuur in Nederland en het motorrijtuig daarna definitief buiten Nederland zal worden gebracht. Art. 110 VWEU verplicht Nederland niet tot de tijdsevenredige heffing van art. 14b Wet BPM 1992. Art. 110 VWEU wil slechts voorkomen dat van producten uit andere EU-lidstaten een hogere belasting wordt geheven dan die rust op nationale producten. Voor de betreffende auto pakt de niet-tijdsevenredige heffing niet nadeliger uit dan voor een in Nederland geregistreerde auto. De BPM-teruggaaf in verband met het (definitief) buiten Nederland brengen is geen teruggaaf van in strijd met het EU-recht geheven belasting. Er is dus ook geen aanleiding voor vergoeding van Irimie-rente. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 56

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 110

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14b

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 december

Carrousel: Carrousel

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen