Aan X is een WOZ-beschikking opgelegd van € 261.000. De gemachtigde van X heeft meer WOZ-bezwaren lopen en heeft hierover met de heffingsambtenaar werkafspraken gemaakt. In geschil is of de heffingsambtenaar verplicht is om voorafgaand aan het hoorgesprek alle op de zaak betrekking hebbende stukken, zoals taxatiekaarten met liggingsfactoren en dergelijke, toe te zenden. Volgens Rechtbank Rotterdam had de heffingsambtenaar die gegevens moeten toezenden, omdat niet is aangevoerd of gesteld dat hij daarover toen niet beschikte. Hij heeft wel aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. X stelt in hoger beroep dat de rechtbank voor de proceskosten ten onrechte de wegingsfactor 0,5 heeft toegepast. De heffingsambtenaar betwist de verplichting om de stukken toe te zenden en de proceskostenveroordeling.
Hof Den Haag oordeelt dat de gedingstukken conform de wettelijke regeling voorafgaand aan de hoorzitting ter inzage hebben gelegen. De verplichting om de stukken toe te zenden, vloeit ook niet voort uit de werkafspraken. Verder had het – gelet op de werkafspraken – in de rede gelegen dat de gemachtigde, alvorens beroep in te stellen, in overleg was getreden met de heffingsambtenaar. Het incidentele beroep van de heffingsambtenaar is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, behalve voor zover deze betrekking heeft op de waarde.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 9 februari