Aan de heer X zijn in het kader van het KB Lux-project diverse navorderingsaanslagen met 100% verhogingen en vergrijpboetes (hierna samen: boetes) opgelegd. Aanvankelijk geeft X direct toe rekeninghouder te zijn geweest, doch schakelt vervolgens een advocaat in. In december 2002 zijn de eerste aanslagen opgelegd. Op 31 mei 2003 volgen de resterende aanslagen. Op de ochtend van een zittingsdag verzoekt de gemachtigde van X om uitstel, aangezien hij vanwege een enkelblessure niet mag autorijden. Ondanks dat zijn echtgenote huisarts is, weigert de gemachtigde met stemverheffing en in grievende bewoordingen een doktersverklaring te overleggen. Zijn secretaresse kan voorts geen pleitnotitie faxen, aangezien hij "uit het hoofd" zou pleiten.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 22 mei 2013, 04/01262, V-N 2013/38.2.1) oordeelt dat de zitting toch doorgaat, aangezien door het ontbreken van objectieve en verifieerbare gegevens niet kan worden beoordeeld of het uitstelverzoek op grond van zwaarwichtige redenen is gedaan. Met betrekking tot de verlengde navorderingstermijn heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld. De inspecteur stelt met succes dat hij hoopte dat de eerste aanslagen voor X reden zouden zijn om meer gegevens te verstrekken en dat het praktisch onmogelijk was om alle KB Lux'ers eind 2002 aan te slaan. De aanslagen worden verminderd conform het uiteindelijke standpunt van de inspecteur. De boetes worden mede vanwege het overschrijden van de redelijke termijn gematigd tot 64%. Het beroep van X is deels gegrond. Het onderzoek zal later worden heropend ten einde het verzoek van X om een immateriële schadevergoeding te behandelen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO). (Vergelijk de identieke arresten 13/02908, 13/02909 en 13/03143)
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 18 juli