Belanghebbende, de heer X, doet in januari 2012 BPM-aangifte voor de registratie van een personenauto. De verschuldigde BPM is berekend met toepassing van de afschrijvingstabel in art. 10 lid 6 Wet BPM 1992. In bezwaar stelt X dat de BPM moet worden herberekend aan de hand van een koerslijst. Een maand voor de zitting verzoekt X om uitstel van de zitting. Als reden wordt aangegeven dat zijn gemachtigde die dag aanwezig moet zijn bij een zitting van het Hof van Justitie EU. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de zitting niet is uitgesteld, aangezien bij het vaststellen van de datum rekening is gehouden met de verhinderdata van de gemachtigde van X. Bovendien blijkt niet dat deze de gemachtigde is in (een van) de door het HvJ EU op die dag te behandelen zaken en als zodanig is uitgenodigd. X heeft op 12 september 2013 een nader stuk ingediend. Dit stuk is niet ontvangen binnen de termijn. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dit stuk niet te kennen. De rechtbank heeft daarom besloten dit stuk niet tot de gedingstukken te rekenen. Nu X niet ter zitting is verschenen, kan het stuk niet worden aangemerkt als pleitnota. Verder stelt X vergeefs dat de BPM alsnog moet worden berekend aan de hand van een koerslijst. Gegevens die namelijk niet bij de aangifte zijn gebruikt, en evenmin op verzoek van de inspecteur zijn toegevoegd, kunnen niet op een later tijdstip worden gebruikt om de afschrijving te wijzigen. Ook voor het overige blijkt niet dat de thans berekende BPM hoger is dan de BPM die nog rust op vergelijkbare auto's die reeds in Nederland zijn geregistreerd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 22 november