Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat er door de nieuwe meetmethode een hogere CO2-uitstoot is gehanteerd dan de CO2-uitstoot van vergelijkbare reeds in Nederland aanwezige auto’s.

X bv doet BPM-aangifte voor 46 auto's. De afschrijving hiervan is steeds vastgesteld op basis van de forfaitaire tabel. Na de zitting verzoekt X bv naar aanleiding van Rechtbank Zeeland-West Brabant 13 maart 2023, 21/3743, V-N Vandaag 2023/604 om schorsing van de beroepen. Toen heeft Rechtbank Zeeland- West Brabant namelijk prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt thans conform Hof Amsterdam (10 november 2022, 21/00573, V-N 2023/10.1.1) dat X bv voor geen van de auto’s aannemelijk maakt dat er door de nieuwe meetmethode een hogere CO2-uitstoot is gehanteerd dan de CO2-uitstoot van vergelijkbare reeds in Nederland aanwezige auto’s. Hiermee wordt teruggekomen op een eerdere andersluidende uitspraak (zie V-N 2022/48.2.3). Opschorten van de onderhavige beroepen is niet zinvol omdat over de nieuwe methode al procedures bij de Hoge Raad aanhangig zijn. Ook voor het overige zijn de beroepen ongegrond. Voor de immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn en de proceskostenvergoeding wordt verwezen naar de samenhangende procedure 19/3953.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 20 juni

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen