Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen grove schuld van X bv is, die er op mag vertrouwen dat de door de accountant voorgestane werkwijze acceptabel is.

X bv ontwikkelt zorgvastgoed, dat "turn-key" wordt geleverd aan een investeerder. Vanaf 2018 loopt via haar accountant een officieel vooroverleg met de Belastingdienst (art. 37d Wet OB 1968) over de BTW-aspecten. In afwachting van de resultaten daarvan dient X bv op advies van haar accountant steeds nihilaangiften in. Bij een later boekenonderzoek blijkt dat X bv over 2018 € 266.393 BTW is verschuldigd en dat zij € 189.789 als voorbelasting kan aftrekken. In geschil is of bij de naheffing terecht een 25% vergrijpboete van € 19.151 is opgelegd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen grove schuld van X bv is, die er op mag vertrouwen dat de door de accountant voorgestane werkwijze acceptabel is. De rechtbank heeft ter zitting aan de orde gesteld hoe het kan dat de omzetbelasting wel op correcte wijze in de boekhouding is verwerkt en vervolgens uiteindelijk toch onjuiste nihilaangiften zijn gedaan. Namens X BV is ter zitting verklaard dat de accountant heeft gezegd om in afwachting van het vooroverleg met de Belastingdienst nihilaangiften te doen. De inspecteur heeft dit niet bestreden. De omstandigheid dat de transacties van X bv nooit onder de vrijstelling zouden kunnen vallen, kan daaraan niet afdoen. Dat is namelijk een inhoudelijke component, dat juist op het terrein van de adviseur ligt. De boete wordt vernietigd.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Wet op de omzetbelasting 1968 37d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 7 december

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen