De effecten van het verhogen van de kamerverhuurvrijstelling op het verkleinen van het woningtekort zullen vrijwel nihil zijn. Bovendien kan een verhoging van de vrijstelling leiden tot prijsopdrijvende effecten. Dat schrijft minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan de Tweede Kamer.

De Kamerleden Romke de Jong en Boulakjar (beiden D66) stelden vragen over het bericht dat onderverhuur en samenwonen het woningtekort voor een flink deel kunnen oplossen.

De Jonge legt uit hoe de kamerverhuurvrijstelling in de inkomstenbelasting werkt en wat de voorwaarden zijn. De vrijstelling is in 1993 in de wet opgenomen en heeft vergroting van het kameraanbod door eigenwoningbezitters ten doel. Het grensbedrag van de kamerverhuurvrijstelling dat jaarlijks wordt geïndexeerd bedraagt in 2022 € 5711. Dit komt per maand neer op een bedrag van afgerond € 475. De gemiddelde kostprijs voor een kamer met gedeelde voorzieningen is € 420. De Jonge vindt de gekozen hoogte van de kamerverhuurvrijstelling daarom verdedigbaar.

Lees ook het thema Eigenwoningregeling.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.97

Wet inkomstenbelasting 2001 3.114

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Editie: 24 maart

Carrousel: Carrousel

146

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen