Mevrouw X heeft eind 2007 een woning van haar zoon gekocht voor € 770.000. De woning moet wijken voor de aanleg van een nieuw vaarwater. Rijkswaterstaat heeft X in verband hiermee in 2007 een bod gedaan van € 440.000. Later heeft X in het kader van een onteigeningsprocedure een voorschot ontvangen van 90% van € 445.650 en voor het overige een bankgarantie. Voor 2010, met als peildatum 1 januari 2009, is de WOZ-waarde door de gemeente vastgesteld op € 460.000. X stelt dat deze waarde te laag is. Rechtbank 's-Hertogenbosch stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 3 mei 2012, 11/00406) oordeelt dat het bezwaar van X door de heffingsambtenaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het bezwaar kan er namelijk niet toe strekken dat de waarde wordt verhoogd. Dit is slechts anders als X door het bestreden besluit, afgezien van de proceskosten, schade heeft geleden. De door X gestelde belangen liggen echter buiten de onderhavige beschikking en kunnen dus niet tot een andersluidend oordeel leiden. Mocht de onderhavige heffingsambtenaar inderdaad corrupt zijn, zoals X beweert, dan dient zij hiervoor de strafrechtelijke weg te bewandelen. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 februari