Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen verhuurderheffing is verschuldigd voor de woningen die zij ter beschikking heeft gesteld op grond van een gebruiksovereenkomst. Wel is verhuurderheffing verschuldigd voor de woningen die voor de verkoop of sloop zijn bestemd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Stichting X is het niet eens met de aan haar opgelegde aanslag verhuurderheffing. Volgens X zijn haar woningen die voor de verkoop of sloop zijn bestemd namelijk niet onderworpen aan de verhuurderheffing. Hetzelfde geldt volgens X voor de woningen die ter beschikking worden gesteld op grond van gebruikersovereenkomsten.
Rechtbank Noord-Holland (MK, 29 januari 2018, HAA 16/168, V-N vandaag 2018/311) oordeelt dat de woningen die voor de verkoop of sloop zijn bestemd wel zijn onderworpen aan de verhuurderheffing. Deze woningen waren op de peildatum (1 januari 2013) namelijk op grond van overeenkomsten bewoond, en er is geen sprake van een symbolische tegenprestatie. Deze woningen zijn ‘voor verhuur bestemd’. Voor de woningen die X ter beschikking heeft gesteld op grond van een gebruiksovereenkomst, geldt volgens de rechtbank dat deze niet onderworpen zijn aan de verhuurderheffing. De vergoeding die daarbij is overeengekomen ziet namelijk alleen maar op de servicekosten. De rechtbank vermindert de verhuurderheffing.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 2