Hof Amsterdam beslist dat parkeren bij een festival een zelfstandige prestatie is. Hierop geldt het algemene BTW-tarief. Een niet onaanzienlijk deel van de bezoekers komen niet per auto, maar met pendelbussen. Voor bezoekers houdt het parkeren ook geen verband met het verblijf op het festival zelf.

Belanghebbende organiseert een jaarlijks terugkerend meerdaags festival. Bezoekers kunnen een dagkaart kopen of toegang voor het hele festivalweekend. Daarnaast verkoopt belanghebbende parkeerkaarten voor het tijdelijke daarvoor ingerichte parkeerterrein en kaarten voor gebruik van pendelbussen. 69% van de bezoekers komt per auto. Het verkeers- en vervoersplan is een voorwaarde voor de vergunning van de gemeente.

Hof Amsterdam beslist dat het bieden van parkeergelegenheid een zelfstandige dienst is, die belast is met 21% BTW. De beoordeling of het parkeren een zelfstandig (economisch) doel dient, moet op basis van HR 7 mei 2021 (V-N 2021/21.13) vanuit de modale bezoeker worden bezien, en niet vanuit het perspectief van belanghebbende. Voor de gemiddelde bezoeker van het festival heeft de parkeerdienst een afzonderlijk belang ten opzichte van het festival. Een niet onaanzienlijk deel van de bezoekers komt niet per auto naar het festival. Voor hen is de parkeerdienst niet van belang. Het parkeren van de auto houdt daarom alleen verband met de wijze waarop een deel van de bezoekers het festival bereikt en heeft geen verband met het verblijf op het festival zelf. Verder is het parkeren voor kampeerders – waarvoor de parkeerdienst wel onder het verlaagde tarief valt – niet vergelijkbaar met parkeren door dagbezoekers. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt dan ook.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 16 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen