X verkoopt zonnebrandcrème en tandpasta aan consumenten. Hiervoor heeft X geen handelsvergunning voor de geneesmiddelenwet. Ook kunnen consumenten een plastic draagtas kopen. X is van mening dat in het tweede kwartaal van 2018 het verlaagde tarief omzetbelasting verschuldigd is voor de verkoop van geneesmiddelen en dat de eis dat een handelsvergunning noodzakelijk is, in strijd is met EU-recht. De verkoop van de draagtassen is volgens X een bijkomende prestatie die de verkoop van geneesmiddelen volgt. De inspecteur stelt dat het reguliere tarief van de omzetbelasting van toepassing is en dat sprake is van separate prestaties. Niet in geding is dat het hier gaat om geneesmiddelen voor de geneesmiddelenwet. X gaat in beroep.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het vereiste van het hebben van een handelsvergunning niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, mede gezien het feit dat dit vereiste is bedoeld om de toepassing van het verlaagde tarief op geneesmiddelen in lijn te brengen met de kwalificatie als geneesmiddel. Ook is het vereiste niet in strijd met het neutraliteitsbeginsel. De verkoop van een draagtas is een separate prestatie. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 24 maart