Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting voor de eerste woning, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor gebruik als hoofdverblijf.
X en haar partner kopen op 31 januari 2021 een eerste woning en op 28 juni 2021 een tweede woning. De eerste woning wordt op 1 juli 2021 geleverd en de tweede woning op 29 september 2021. X verhuist op 27 oktober 2021 van de eerste woning naar de tweede woning. X stelt dat zij de intentie had om in beide woningen langdurig te gaan wonen. Volgens haar bestaat voor beide woningen recht op het verlaagde 2%-tarief. De inspecteur legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op tegen het reguliere tarief van 8% voor de eerste woning. In beroep is in geschil of X recht heeft op het verlaagde tarief voor de eerste woning.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd tegen het tarief van 8%. X maakt namelijk niet aannemelijk dat de eerste woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt. Zij woont feitelijk korter dan zes maanden in de woning. Het verlaagde tarief kan toch van toepassing zijn als er onvoorziene en zwaarwegende omstandigheden zijn waardoor de koper niet in staat is de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gebruiken. De door X geschetste omstandigheden die kortgezegd neerkomen op het vinden van een tweede woning op een locatie waarmee zij een betere band heeft, zijn echter geen zwaarwegende omstandigheden. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15a
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 22 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus