Belanghebbende, de heer X, is marktkoopman. In 1997 heeft X zijn onderneming ingebracht in een bv. In 2009 maakt X gebruik van de inkeerregeling. X blijkt medio 2001 € 81.949 contant te hebben gestort op een Zwitserse bankrekening. De storting zou afkomstig zijn uit contant verzwegen omzet. In geschil is de IB-navorderingsaanslag over 2001, waarbij de storting als omzetcorrectie is belast. X stelt dat de omzetcorrectie niet in het buitenland is opgekomen, zodat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de omzetcorrectie verband houdt met inkomen dat in het buitenland is opgekomen. De inspecteur stelt vergeefs dat het bedrag is gestort in een land met een bankgeheim, dat dit bedrag niet in Nederland is verantwoord voor de belastingheffing en dat hij voor het overige in bewijsnood verkeert. X stelt met succes dat de omzetcorrectie betrekking heeft op in Nederland verzwegen omzet die hij tot 1997 heeft behaald met zijn eenmanszaak en die vanwege de gulden-euroconversie in 2001 is gestort in Zwitserland. De sanctie van omkering van de bewijslast heeft geen ruimere werking dan die voor de bepaling van de materiële belastingschuld (zie conclusie A-G IJzerman 28 juni 2017, nr. 17/01663, V-N 2017/38.6). Het beroep van X is gegrond.
Lees ook het thema De inkeerregeling en Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 oktober