Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat het Oostenrijkse winstbestanddeel in de VPB-aangifte direct en voldoende zichtbaar was, zodat de verlengde navorderingstermijn toepassing mist.

X bv is onderdeel van een internationaal concern dat sportschoenen verkoopt. De VPB-aanslag over 2011 is vastgesteld conform haar aangifte. In 2018 meldt haar gemachtigde aan de inspecteur dat er in de aangiften voor 2011 tot en met 2014 ten onrechte vanuit is gegaan dat in Oostenrijk een vaste inrichting aanwezig was, waardoor in 2011 ten onrechte voor € 257.806 voorkoming van dubbele belasting is gekregen. In geschil is de in 2019 opgelegde navorderingsaanslag over 2011 en in het bijzonder of de verlengde navorderingstermijn van toepassing is. Volgens Rechtbank Noord-Holland is geen verlengde navordering mogelijk, omdat de Oostenrijkse winst niet buiten het zicht van de Nederlandse Belastingdienst was. De inspecteur stelt in hoger beroep dat enkel is vereist dat de winst afkomstig is uit het buitenland.

Hof Amsterdam oordeelt dat het Oostenrijkse winstbestanddeel in de aangifte direct en voldoende zichtbaar was, zodat de verlengde navorderingstermijn toepassing mist. Uit de wetsgeschiedenis blijkt ook dat de verlengde navordering niet is bedoeld om 'normale' geschilpunten, zoals het al dan niet toerekenen van een bepaald winstbestanddeel aan het resultaat van een buitenlandse vaste inrichting, na verloop van vele jaren alsnog aan de orde te stellen. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 25 mei

30

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen