X heeft een groot aantal aangiften opzettelijk foutief ingevuld en de teruggaven op onder meer eigen bankrekeningen laten storten. X is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur over het nageheven bedrag een aftrek van € 8586 moet toestaan.
Hof Amsterdam (MK IV, 7 juni 2012, 10/00313) oordeelt dat het als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen bedrag van € 14.259 niet met € 8586 moet worden verminderd. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat door hem gedane betalingen strekten tot een verdeling van de met de gepleegde fraude verkregen opbrengsten, waartoe X jegens K gehouden was. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95