Belanghebbende, X, meldt de Belastingdienst op 13 augustus 2009 dat hij vermogen heeft in Luxemburg waarvan hij geen of onjuist melding heeft gemaakt in zijn aangiften inkomstenbelasting en vermogensbelasting. Op 21 augustus 2009 verzoekt de Belastingdienst hem om nadere informatie. X verstrekt deze informatie op 19 oktober 2009. Op 30 juni 2010 vraagt de inspecteur telefonisch aanvullende informatie aan bij de gemachtigde van X. Op 15 september 2010 stuurt de gemachtigde van X de gevraagde aanvullende informatie. Partijen komen overeen dat de Belastingdienst door middel van twee navorderingsaanslagen IB/PVV de verschuldigde IB/PVV over de jaren 1997 t/m 2007 en vermogensbelasting 1998 t/m 2000 zal navorderen. De nu in geschil zijnde navorderingsaanslag heeft als dagtekening 31 december 2010.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders dan de rechtbank dat de inspecteur het tijdsverloop dat noodzakelijkerwijs is gemoeid met het verkrijgen van de inlichtingen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting niet heeft overschreden. De rechtbank overwoog dat de inspecteur 8 maanden onnodig heeft stilgezeten, namelijk in de periode van 19 oktober 2009 tot medio juni 2010. Het hof is het niet met de rechtbank eens en overweegt dat X in zijn brief van 19 oktober 2009 aankondigt met aanvullende informatie te zullen komen. De inspecteur mocht deze informatie afwachten. Het had vervolgens wel voor de hand gelegen dat de inspecteur na drie maanden, in januari 2010 dus, had geïnformeerd bij X naar de beloofde informatie. De inspecteur is pas medio juni 2010 in actie gekomen, maar het hof acht dit niet disproportioneel, gelet op de aard en wijze van de door X verstrekte informatie, de complexiteit van de materie en het grote aantal inkeerders.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4