De heer A en mevrouw B trouwen in 1991. Volgens de huwelijkse voorwaarden bestaat er geen gemeenschap van goederen. Partijen zijn elk 50%-aandeelhouder en werknemer van C bv, waar zij beiden een pensioen in eigen beheer opbouwen. In het kader van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen worden de pensioenen op 1 december 2017 – met toestemming van B respectievelijk A – afgekocht. A ontvangt (bruto) € 237.195 en B € 50.382. Partijen scheiden formeel in 2019. Volgens Rechtbank Noord-Nederland claimt B terecht dat deze bedragen alsnog verrekend moeten worden. A gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de in eigen beheer opgebouwde pensioenrechten, die vóór de formele scheiding zijn afgekocht, niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) vallen. Door de afkoop is er bij de scheiding geen pensioen (meer) aanwezig in de zin van de Wvps, zodat er ook geen sprake kan zijn van verrekening van de pensioenen. Het beroep van A is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 april