De heer X koopt in 2015 een woning van zijn oudtante. Hoewel de woning € 325.000 waard is, mag X de woning kopen voor € 225.000. X krijgt later het advies om eerst € 100.000 van zijn tante te lenen en dit vervolgens door middel van kwijtschelding (vrijgesteld) van haar geschonken te krijgen. Dit zou namelijk een besparing opleveren van € 12.000. Aangezien de tante niet extra naar de notaris wil en X de zaak niet op de spits wil drijven, wordt hiervan afgezien. In geschil is de aanslag schenkbelasting van € 27.409 die vervolgens aan X is opgelegd. Zowel X als de tante is hiervan erg geschrokken. Ze gaan daarom opnieuw naar de notaris om de schenking alsnog om te zetten in een lening. Eind 2017 scheldt de tante de lening kwijt. X beroept zich vervolgens op dwaling. Volgens Rechtbank Gelderland hebben beide partijen gedwaald over de hoogte van de verschuldigde schenkbelasting en de schenking is dus vernietigbaar (art. 6:228 lid 1 onderdeel c BW). De schenking is later ook daadwerkelijk vernietigd, zodat de aanslag ten onrechte is opgelegd. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X en zijn tante hun wederzijdse dwaling slechts met succes kunnen tegenwerpen aan de Belastingdienst als zij in vermoedelijke zekerheid verkeerden omtrent het tarief van de schenkbelasting. X maakt niet aannemelijk dat zijn adviseur daadwerkelijk € 12.000 heeft genoemd als verschuldigde belasting. Er is dus geen sprake van een verschoonbare rechtsdwaling en de aanslag blijft in stand. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Verbintenissenrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 februari