Hof Amsterdam oordeelt dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is in bezwaar gegaan tegen de vastgestelde WOZ-waarde en de daarop gebaseerde aanslag. X is vervolgens op 30 maart 2020 in beroep gegaan tegen de uitspraak op bezwaar, terwijl dit uiterlijk kon tot en met 27 maart 2020. X betoogt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat volgens hem als gevolg van de Corona-uitbraak en een Coronamelding op 17 maart 2020 van een medewerker een extreme werkdruk op het kantoor van zijn gemachtigde ontstond, die 3 tot 4 weken heeft geduurd. Slechts twee werknemers, waaronder gemachtigde, konden nog werken.
Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2022/1113) oordeelt dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat de omstandigheden waar X zich op heeft beroepen – hoe ernstig deze op zichzelf ook waren – van dien aard zijn geweest dat op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat X niet in verzuim is geweest. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Dossiers: Corona
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 maart