De heer X is als btw-ondernemer vanaf 14 april 2016 met BPM-vrijstelling houder van een bestelauto. De aan hem verleende vrijstelling is € 7560. Medio 2018 krijgt X een brief van de inspecteur met het standpunt dat hij vanaf 1 januari 2018 geen btw-ondernemer meer is. In geschil is de BPM-naheffing van € 4252, alsmede de 10% verzuimboete en in het bijzonder of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens termijnoverschrijding. Volgens X was hij destijds dakloos en had hij suïcidale neigingen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X zijn slechte gezondheidstoestand niet verder heeft toegelicht en dat ook geen bescheiden zijn overgelegd, waaruit zonder meer kan worden afgeleid dat sprake is van een verschoonbaar verzuim. Een materiële behandeling van de geschilpunten kan daarom achterwege blijven. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 13a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 8 juni