X dient begin 2019 een BTW-suppletie over 2018 in met een nog te betalen bedrag van € 30.471 over de tijdvakken oktober, november en december. In geschil is of terecht een 5% verzuimboete van € 1532 is opgelegd bij de naheffing over december 2018.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de boete alleen betrekking kan hebben op gedragingen ten aanzien van het tijdvak waarover het verwijt wordt gemaakt. De keuze van de inspecteur om slechts na te heffen over december zonder – uiterlijk op de zitting – duidelijk te maken welk deel feitelijk daarop betrekking heeft, heeft tot gevolg dat de boete moet worden vernietigd. De gevolgen van het niet verschaffen van dit inzicht is namelijk een procesrisico dat bij hem ligt. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 2015-2 24A
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 januari