Hof Amsterdam verwerpt de stelling van X dat op de heffingsambtenaar een verzwaarde bewijslast komt te rusten als hij na afloop van de in art. 8:42 Awb bedoelde termijn nog nadere stukken indient. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
X is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn woning in de gemeente Amsterdam. In hoger beroep brengt hij ook een aantal formele verweren naar voren.
Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2019/2866) verwerpt de stelling van X dat op de heffingsambtenaar een verzwaarde bewijslast komt te rusten als hij na afloop van de in art. 8:42 Awb bedoelde termijn nog nadere stukken indient. Het hof merkt op dat de heffingsambtenaar geen fatale termijnen heeft geschonden met het indienen van de nadere stukken. Het staat hem op grond van art. 8:58 Awb immers vrij om tot tien dagen voor de zitting nog nadere stukken in te dienen. X heeft zeven maanden de gelegenheid gehad om zich in de stukken te verdiepen en daarop te reageren. Het hof vermag niet in te zien op welke wijze X in zijn procesbelang zou zijn geschaad. De stelling dat op de heffingsambtenaar een verzwaarde bewijslast rust vindt geen steun in het recht. Het hof is het eens met X dat de rechtbank de bewijsslinger uit het Flakkee-arrest (V-N 2005/54.23) onjuist heeft toegepast door het taxatierapport van X geheel buiten beschouwing te laten. Dat neemt niet weg dat het hof zich kan vinden in de conclusie van de rechtbank dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 19 mei