Belanghebbende, X bv, exploiteert een metaalrecyclingbedrijf. In 2002 neemt de FIOD-ECD haar administratie in beslag. Vier jaar later wordt X bv door de strafkamer van Hof Arnhem vrijgesproken van het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige aangiften omzetbelasting. In 2007 legt de inspecteur X bv een naheffingsaanslag omzetbelasting plus boete op. In bezwaar wordt de boete vernietigd.
In navolging van de rechtbank oordeelt Hof Arnhem dat X bv door het ontbreken van facturen geen recht heeft op aftrek van voorbelasting over de jaren 2001 en 2002. X bv heeft ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt dat leveranciers c.q. dienstverleners op voorgeschreven wijze opgemaakte facturen aan haar hebben uitgereikt waarop omzetbelasting in rekening is gebracht (HR 29 augustus 1984, nr. 22 436, BNB 1984/296). Dat X bv mogelijk door overmacht niet meer over de facturen kan beschikken, laat onverlet dat zij met alle mogelijke middelen aannemelijk kan maken dat derden haar facturen met omzetbelasting hebben uitgereikt. X bv is hierin tekortgeschoten. De bankafschriften die X bv wel heeft overgelegd, zijn voor het hof onvoldoende. Verder oordeelt het hof dat X bv haar grief betreffende de overschrijding van de naheffingstermijn in eerste aanleg ondubbelzinnig heeft prijsgegeven. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv alleen gegrond omdat de rechtbank het beroep van X bv tegen de boete niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond.