Belanfhebbende, X, is een pensioenfonds van J bv en de aan J bv gelieerde bedrijven. Als pensioenlichaam is zij niet onderworpen aan de VPB-heffing. De beleggingen van X bestaan slechts uit een longpositie in aandelen met daartegenover een shortpositie in derivaten. Er is sprake van een volledig gedekte positie waarbij geen marktrisico wordt gelopen. In 2010 en 2011 koopt X aandelen en verkoopt zij gelijktijdig callopties met een uitoefenprijs van € 0,01. De tegenpartij bij de beleggingsactiviteiten is in het overgrote deel van de gevallen Q. De inspecteur is van mening dat X aan de VPB-heffing is onderworpen, en legt (voorlopige) VPB-aanslagen op aan X.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op de VPB-vrijstelling voor pensioenlichamen. Volgens de rechtbank streeft X namelijk nog een ander doel dan haar statutaire doel na: het bevoordelen van J bv door aanzienlijke delen van het door X gerealiseerde bruto trade income aan J bv ten goede te doen komen. De rechtbank overweegt daarbij dat de aan J bv betaalde bedragen feitelijk vergoedingen vormen voor door J bv, door tussenkomst van X, aan Q verrichte diensten, bestaande uit het brengen van Q in een gunstiger positie met betrekking tot de heffing van buitenlandse bronbelasting op dividenden. De inspecteur heeft de aanslagen terecht opgelegd.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 25 juli