Belanghebbende, de heer X, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont hier. In 2012 en 2013 werkt X op een binnenvaartschip. De onderneming van de eigenaar is gevestigd in Nederland. In 2012 is X in dienst bij een bedrijf uit Luxemburg. In 2013 is X in dienst bij een bedrijf uit Cyprus. Het schip is voorzien van een Rijnvaartakte. Inmiddels heeft de SVB een A1-verklaring afgegeven. Volgens de SVB is op X vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 de Nederlandse sociale wetgeving van toepassing. Primair is in geschil of X terecht vrijstelling van premie volksverzekeringen claimt. Rechtbank Noord-Nederland (30 maart 2016, nr. 16/47) vernietigt de uitspraak op bezwaar van het SVB en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen. De SVB gaat in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Hierop is nog niet beslist.
Rechtbank Den Haag oordeelt voor 2012 dat de sociale verzekeringsplicht van X als Rijnvarende aan de hand van de Rijnvarendenovereenkomst moet worden beoordeeld. Aangezien de exploitant van het schip hier is gevestigd, is X in Nederland sociaal verzekerd en kan zijn wereldinkomen in 2012 alhier en niet in België worden belast. Met betrekking tot 2013 geldt de A1-verklaring van de SVB (art. 16 EG-Verordening 987/2009). Uit de uitspraak van de rechtbank van 30 maart 2016 volgt namelijk niet dat de A1-verklaring is vernietigd. Het kan dus in het midden blijven of X een substantieel deel van de tijd in Nederland heeft gewerkt (art. 13 EG-Verordening 883/2004). X stelt ten aanzien van de voorheffing vergeefs dat een netto-loon is afgesproken (conform HR 22 juli 1981, nr. 20.680, ECLI:NL:HR:1981:AW9784, BNB 1981/306) en dat de niet afgedragen voorheffing daarom toch verrekenbaar is. X wist namelijk of had redelijkerwijze kunnen weten dat op zijn loon geen Nederlandse loonheffing zou worden ingehouden. Van goede trouw als bedoeld in het arrest is dus geen sprake. Voor 2012 kan X de premie 'caisse de pension' (zie Besluit 7 april 2009, nr. CPP2009/93M, V-N 2009/21.13) aftrekken en voor 2013 de premie 'social insurance fund' (zie Mededeling 5 januari 2016, nr. DGB2016/20, V-N 2016/11.11). Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 april