Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X onvoldoende aannemelijk maakt dat bij haar het vertrouwen is gewekt dat zij niet premieplichtig was. De bij het vaststellen van de IB-aanslag 2013 gemaakte fout was voor haar dan ook redelijkerwijs kenbaar.
In verband met haar tijdelijke aanstelling als officier van justitie bij het Openbaar Ministerie van Sint Maarten, woont X van 27 september 2012 tot 25 augustus 2015 op Sint Maarten. In haar IB-aangiften 2012 en 2013 verzoekt X om vrijstelling van PVV. De aanslagen worden overeenkomstig de aangiften opgelegd. De inspecteur legt vervolgens navorderingsaanslagen op aan X. In geschil is of de inspecteur, ondanks het ontbreken van een nieuw feit, kan navorderen. X stelt dat het voor haar niet kenbaar was dat de aanslagen te laag waren vastgesteld. Uitlatingen van de SVB hebben bij haar het vertrouwen gewekt dat de aanslagen juist waren.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X onvoldoende aannemelijk maakt dat bij haar het vertrouwen is gewekt dat zij niet premieplichtig was. De bij het vaststellen van de IB-aanslag 2013 gemaakte fout, door niet de door haar verschuldigde PVV op de aanslag te vermelden, was voor haar dan ook redelijkerwijs kenbaar. De rechtbank overweegt daarbij dat X onvoldoende onderbouwt dat, in welke vorm en op welk moment zodanige uitlatingen aan haar zijn gedaan dat zij daaruit redelijkerwijs kon afleiden dat de primitieve IB-aanslag 2013 wat betreft de PVV tot het juiste bedrag is vastgesteld. Ook aan de door X overgelegde brieven van de SVB hecht de rechtbank geen waarde, aangezien deze uit 2016 dateren. De navorderingsaanslag blijft in stand.
Lees ook het thema Navordering
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 30 augustus