Belanghebbende, X bv, importeert textiel uit met name het Verre Oosten. In Nederland worden de producten en de kartonnen en plastic verpakkingen zoveel mogelijk gescheiden. Het karton wordt eerst geplet en samengeperst tot balen. X bv verkoopt de secundaire verpakkingen vervolgens als grondstof door aan karton- en plasticverwerkende bedrijven. X bv stelt dat zij in 2008 en 2009 in zoverre geen verpakkingenbelasting is verschuldigd. Volgens X bv is namelijk geen sprake van het ‘zich ontdoen' in de zin van art. 82 Wet belastingen op milieugrondslag. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt echter dat het zich ontdoen van een secundaire verpakking aldus moet worden uitgelegd dat de verpakking van het product wordt gescheiden en buiten de beschikkingsmacht van de importeur wordt gebracht. X bv gaat in (sprong)cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat afvalstoffen conform Richtlijn 75/442/EEG voorwerpen zijn waarvan de houder zich ontdoet, ongeacht of zij waarde hebben in het economische verkeer, op zichzelf voor hergebruik geschikt zijn of niet afgedankt en niet versleten zijn (zie HR 3 december 2013, nr. 13/00195). Het maakt dus niet uit dat X bv de in geding zijnde materialen heeft verkocht. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 82