X heeft samen met haar echtgenoot op 27 april 2004 een bouwperceel verkregen. Op het perceel is in 2004 een vrijstaande woning met bedrijfsloods gebouwd en daarbij is een tuin aangelegd. De woning en de loods zijn bereikbaar via dezelfde oprit. De woning is tevens bereikbaar via een eigen voetpad. De zijdeur van de loods komt uit op de tuin. De woning en de loods vormen voor de WOZ één object. De loods en de oprit zijn door X aangemerkt als ondernemingsvermogen. De woning en tuin zijn aangemerkt als privévermogen. Op 1 mei 2016 staakt X haar onderneming. In opdracht van X is het object getaxeerd. In het taxatierapport wordt aan de woning met tuin een waarde toegekend van € 670.000 en aan de loods met oprit € 60.000. De boekwaarde van de loods bedraagt € 105.000, waardoor een boekverlies ontstaat van € 45.000. Naar aanleiding van de aangifte is in overleg met de inspecteur het boekverlies gecorrigeerd naar € 25.000. De inspecteur heeft dit verlies meegenomen bij het vaststellen van de aanslag IB 2016. X gaat in bezwaar en vervolgens in beroep. In geschil is of bij het bepalen van de winst rekening mag worden gehouden met de waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen rekening mag houden met de waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning. Daartoe overweegt het hof dat de woning en de loods geen complex vormen en dat de woning en de loods niet zijn gewaardeerd op de complexwaarde, nu de gezamenlijke waarde van de woning en de loods is gebaseerd op de twee afzonderlijke waarden. Dat de loods mede in gebruikt was voor woondoeleinden en dat de woning en de loods voor de WOZ als één object worden gewaardeerd geven evenmin aanleiding om rekening te houden met de waardedrukkende factor. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 april