Belanghebbende, X bv, is eigenaar en gebruiker van een tankterminal die zij gebruikt voor het mengen van per schip aan- en afgevoerde minerale oliën. In geschil is of het leidingnetwerk en de laad- en losarmen bij de terminal aangemerkt moeten worden als werktuigen die onder de werktuigenvrijstelling vallen. De Hoge Raad acht de beslissing van Hof 's-Gravenhage dat de tankterminal in zijn geheel een gebouwd eigendom is, onbegrijpelijk (HR 27 januari 2012, nr. 10/04842, V-N 2011/47.20). In een tussenuitspraak oordeelt Hof Amsterdam vervolgens dat binnen het complex van de tankterminal zowel het gehele leidingwerk als elke laad- en losarm in bouwkundig opzicht zelfstandigheid bezitten en derhalve op zichzelf zijn aan te merken als een gebouwd eigendom (Hof Amsterdam 11 april 2013, nr. 12/00144) en derhalve niet delen in de werktuigenvrijstelling. Het hof stelt X bv nog in de gelegenheid om bewijs te leveren met betrekking tot haar beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hof Amsterdam oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de gemeente een beleid voerde op basis waarvan in vergelijkbare gevallen hogere percentages werktuigenvrijstelling zijn toegepast. De gemachtigde van X bv heeft in een fax aangegeven dat hij afziet van het leveren van bewijs op dit punt. Van een ongelijke behandeling ten opzichte van gevallen waarin de gemeente een compromis is overeengekomen, is geen sprake. X bv heeft er nu eenmaal voor gekozen om niet in te gaan op het aanbod van de gemeente om tot een compromis te komen. Het hof vernietigt de rechtbankuitspraak en verklaart het beroep in eerste aanleg alsnog ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 1-e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 9 september