X (belanghebbende) is indirect aandeelhouder van twee vennootschappen die tezamen een commanditaire vennootschap C cv vormen. C cv is maat in een maatschap van belastingadviseurs en accountants, maatschap A. De cv draagt in het kader van een reorganisatie het maatschapsaandeel over aan maatschap B waarin X en een door hem beheerste bv maten zijn. De waarde van de goodwill bedraagt € 1 500 000. Daarover zijn partijen het eens. Het maatschapsaandeel wordt overgedragen tegen een winstrecht met een looptijd van 15 jaar, rechtgevend op 60% van de winst van maatschap B. De inspecteur stelt dat de overdracht tegen een winstrecht niet-zakelijk is, omdat C cv aanvankelijk recht had op een vol winstaandeel in maatschap A, en na de overdracht (indirect) slechts op 60% van dat winstaandeel.Hof 's-Hertogenbosch overweegt in hoger beroep dat de overdracht van maatschapsaandeel A door C cv aan maatschap B geen schijnhandeling vormt. Het beroep van de inspecteur op fraus legis faalt. Gelet op de omstandigheid dat het gaat om een werkelijke overdracht van het maatschapsaandeel A, heeft na de overdracht maatschap B recht op het volle winstaandeel en niet C cv. C cv heeft slechts recht op betaling van een prestatie die de zakelijk bepaalde tegenwaarde vormt voor de door haar overgedragen goodwill van € 1 500 000, en die zakelijk bepaalde tegenprestatie is het winstrecht. Bij de berekening van het winstrecht is voldoende rekening gehouden met het debiteurenrisico. Hoewel de zakelijkheid van de vergoeding getoetst moet worden op het moment dat die wordt bedongen, kan volgens het hof acht worden geslagen op de werkelijke ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan, omdat die een licht kunnen werpen op de vraag of de prognose die aan de berekening van het winstrecht ten grondslag lag, juist was. Het hoger beroep van X is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 26 oktober