Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de onroerende zaak die X heeft verkregen niet kan worden aangemerkt als een woning. De inspecteur heeft dan ook terecht het overdrachtsbelastingtarief van 6% toegepast.

Projectontwikkelaar A bv ontwikkelt een plan waarbij acht woningen worden gerealiseerd op een door haar gekocht perceel met een woning. De woning wordt daartoe gesloopt. Belanghebbende, X, koopt een van de kavels. Op het moment van de koop is op de kavel van X een deel van de buitenmuur van de voormalige woning gelegen en een deel van het terras. In geschil is of de onroerende zaak een woning is en of het tarief van 2% voor woningen van toepassing is. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de kavel ten tijde van de verkrijging niet is aan te merken als een woning. Door de verkaveling en de daaropvolgende afzonderlijke verkoop van die kavels is de voormalige woning opgehouden een onroerende zaak bestemd tot woning te zijn. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie, dat de onroerende zaak die X heeft verkregen niet kan worden aangemerkt als een woning in de zin van art. 14 lid 2 WBR. De inspecteur heeft dan ook terecht het tarief van 6% toegepast. Het hof overweegt onder andere dat het deel (55%) van de oorspronkelijke woning dat op de kavel van X was gelegen op zichzelf niet meer voor bewoning bestemd of geschikt was. Verder is dit deel ook niet met beperkte aanpassingen geschikt te maken voor bewoning. Voor de toepassing van het woningtarief is van belang dat de verkregen onroerende zaak met beperkte aanpassingen geschikt is te maken voor bewoning. Dat is niet het geval. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Editie: 10 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

199

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen