Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het pand op één lijn is te stellen met een verzorgingsinstelling en dat het OVB-tarief van 2% niet van toepassing is. De rechtbank acht daarbij van belang dat het pand is ontworpen en gebouwd om dienst te doen als gezinsvervangend tehuis.
X verkrijgt in 2017 een onroerende zaak. Dit pand is omstreeks 1978 gebouwd als ‘gezinsvervangend tehuis’ en beschikte over 28 kamers voor jongeren met een verstandelijke beperking. De kamers betreffen afsluitbare éénpersoonskamers, zonder sanitaire voorzieningen en/of kookgelegenheid. Op het moment dat X het pand koopt, is het verbouwd tot een pand met achttien (ruimere) slaap-/zitkamers. Deze kamers beschikken bijna allemaal over een wastafel, toilet en douche. In de woonkamers zijn keukenblokken met spoelbakken, maar zonder kookvoorzieningen, geplaatst. In geschil is of het OVB-tarief voor woningen van toepassing is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het pand op één lijn is te stellen met een verzorgingsinstelling en dat het OVB-tarief van 2% niet van toepassing is. De rechtbank acht daarbij van belang dat het pand is ontworpen en gebouwd om dienst te doen als gezinsvervangend tehuis voor 28 jongeren met een verstandelijke beperking. Dit geldt ook na de verbouwingen, zodat het pand voor de overdrachtsbelasting niet als woning kan worden aangemerkt. Niet van belang is dat geen behandelapparatuur is ingebouwd, dat het pand ook geschikt is voor bewoning, dat personen daadwerkelijk hun hoofdverblijf in het pand hebben en dat zij op het adres van het pand staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Verder wijst de rechtbank nog op het hospice-arrest van de Hoge Raad (24 februari 2017, nr. 16/02257, V-N 2017/13.21.2). Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 mei