Rechtbank Overijssel oordeelt dat recreatiewoningen op een terrein voor verblijfsrecreatie als bedoeld in art. 16 aanhef en onder e van de Wet WOZ niet dienen tot woning als bedoeld in de art. 220a en 220e van de Gemeentewet.

Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een vakantiepark, bestaande uit 15 recreatiewoningen, een groepsaccommodatie, een receptiegebouw, een restaurant, een openluchtzwembad, een tennisbaan, een peuter-/kleuterzwembad, een midgetgolfbaan, een visvijver en een verhard parkeerterrein. De overige recreatiewoningen op het park zijn bij particulieren in eigendom en worden om die reden voor de Wet WOZ apart gewaardeerd.

Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar de onroerende zaak terecht als een niet-woning heeft aangemerkt, of aan X terecht een OZB-aanslag gebruik niet-woning is opgelegd en of terecht het OZB-tarief eigenaar niet-woning is gehanteerd.

Rechtbank Overijssel oordeelt onder verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Gelderland van 13 augustus 2015, nr. Awb 15/211, ECLI:NL:RBGEL:2015:5783 dat recreatiewoningen op een terrein voor verblijfsrecreatie als bedoeld in art. 16 aanhef en onder e van de Wet WOZ niet dienen tot woning als bedoeld in de art. 220a en 220e van de Gemeentewet. De heffingsambtenaar heeft daarom terecht aan X een aanslag OZB gebruiker niet-woning opgelegd en de woondelenvrijstelling buiten toepassing gelaten. De aanslag OZB eigenarenbelasting is terecht opgelegd naar het tarief voor niet-woningen. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a en 220e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 25 maart

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen