Stichting Museumkaart krijgt in maart 2017 een verzoek van de inspecteur, die in het kader van een derdenonderzoek informatie wil hebben over het gebruik van een museumjaarkaart door een bepaalde houder. In dit civiele kort geding is in geschil of de stichting deze informatie moet verstrekken. Volgens de Staat zijn de gegevens nodig in het kader van een woonplaatsonderzoek.
De Voorzieningenrechter van Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de frequentie van de bezoeken aan musea en de bezochte locaties indicatoren kunnen zijn voor de woonplaats van de betrokkene in Nederland. De gevraagde gegevens kunnen dus van substantieel belang zijn. Er is ook een voldoende spoedeisend belang. Het gaat namelijk om gegevens vanaf 2014 en de bevoegdheid om IB-aanslagen op te leggen is aan termijnen gebonden. Het belang van betrokkene bij het privé houden van zijn of haar gegevens moet wijken voor het algemeen belang van een correcte belastingheffing. Toewijzing van de vordering zal waarschijnlijk ook niet een substantieel ‘chilling effect’ hebben op het grote publiek om een dergelijke kaart aan te schaffen. De stichting moet de gevraagde gegevens en inlichtingen dus binnen veertien dagen na heden verstrekken.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 53
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Civiel recht algemeen
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Editie: 19 november