Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door de inspecteur gehanteerde ingangsdatum van de beschikking 30%-bewijsregeling geen strijd oplevert met de rechtsbeginselen.
X verzoekt om voortzetting van de 30%-bewijsregeling voor ingekomen werknemers in verband met de wijziging van inhoudingsplichtige. De inspecteur ontvangt dit verzoek op 3 juli 2019. Bij beschikking van 27 augustus 2019 kent de inspecteur het verzoek van X toe met een looptijd van 1 augustus 2019 tot en met 31 december 2020. Dit doet de inspecteur in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Volgens X is de ingangsdatum desondanks 1 juli 2019, omdat dit ook zo was geweest als de gemachtigde van X werkafspraakhouder was geweest en het verzoek per e-mail had kunnen indienen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door de inspecteur gehanteerde ingangsdatum van de beschikking geen strijd oplevert met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het staat vast dat de gemachtigde het verzoek niet via e-mail naar de inspecteur heeft verstuurd, waardoor de situatie van X als zodanig niet vergelijkbaar is. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur een concrete toezegging heeft gedaan waaraan X in rechte te beschermen vertrouwen kon ontlenen. Het beroep op het proportionaliteitsbeginsel slaagt evenmin, nu de ingangsdatum uit de wet volgt en de gevolgen voor het niet tijdig verzenden van het verzoek voor rekening en risico van X komen.
Lees ook het thema De 30%-regeling.