Belanghebbende, X, treedt in 2015 als CFO in dienst bij A BV en maakt gebruik van de 30%-regeling. Hij woont van 18 mei 2015 tot en met 2018 in Nederland. Door zijn deelname aan een aandelenplan houdt hij een lucratief belang in een in het buitenland gevestigde vennootschap. Naar aanleiding van door X verstrekte informatie legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2016 op aan X in verband met zijn deelname aan het aandelenplan. Hij belast daarbij een bedrag van € 5 mln. als ROW. De IB-aangifte 2018 wordt door de inspecteur gecorrigeerd met een dividenduitkering van € 3,9 mln. en een verkoopopbrengst van € 15,6 mln., ook als ROW. X is het hier niet mee eens en stelt dat sprake is van ab-inkomen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep tegen de navorderingsaanslag 2016 ongegrond en het beroep tegen de aanslag 2018 gegrond. X en de inspecteur gaan in hoger beroep. Omdat de inspecteur verzoekt om beperkte kennisneming/geheimhouding van een aantal documenten, stelt Hof 's-Hertogenbosch de zaak in handen van de geheimhoudingskamer. De documenten betreffen gegevens van managers en een VSO.
De geheimhoudingskamer van Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding van delen van de overgelegde documenten gerechtvaardigd zijn. Het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wegen aanzienlijk zwaarder dan het belang dat X heeft bij kennisneming van deze gegevens. Verder is volgens het hof de kenbaarheid van deze gegevens ook niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak. Ook heeft X zelf aangegeven met geheimhouding van enkele gegevens in te stemmen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.1
Wet inkomstenbelasting 2001 3.95b
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92b
Wet inkomstenbelasting 2001 2.6
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 8 april
Informatiesoort: VN Vandaag