De geheimhoudingskamer van Zeeland-West-Brabant oordeelt bij wijze van tussenuitspraak dat de inspecteur terecht een beroep op geheimhouding doet. In de weggelakte passage van de e-mail staat niet dat X toen al werd verdacht van een strafbaar feit.

X voert een procedure tegen de inspecteur van de Belastingdienst inzake zijn IB-aanslag over 2016 en er loopt een fiscale strafzaak tegen hem. In zijn verweerschrift doet de inspecteur voor diverse bijlagen een beroep op geheimhouding. X verzet zich hiertegen. Volgens X zou uit de volledige tekst van een interne e-mail kunnen blijken dat hij al op 21 december 2016 werd verdacht van het plegen van een strafbaar feit.

De geheimhoudingskamer van Zeeland-West-Brabant oordeelt bij wijze van tussenuitspraak dat de inspecteur terecht een beroep op geheimhouding doet. De weggelakte passage in de e-mail bevat slechts overwegingen van strategische aard en persoonlijke opvattingen van de betrokken medewerker van de Belastingdienst. In de passage staat niet dat X wordt verdacht van een strafbaar feit. De hoofdzaak kan dus worden voortgezet.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:29

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht

Editie: 29 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

66

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen