Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een geïndividualiseerde heffing van inkomstenbelasting, gelet op de ruime beoordelingsmarge van de wetgever op fiscaal gebied, niet in strijd is met het EVRM en het IVBPR.

Belanghebbende is gehuwd en is vader van drie kinderen. Hij is de kostwinner van het gezin. In maart 2020 doet hij aangifte IB/PVV 2019 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.544. De inspecteur legt overeenkomstig de aangifte een aanslag op. Belanghebbende vindt dat hij en zijn echtgenote, in vergelijking tot tweeverdieners met hetzelfde gezinsinkomen, onevenredig veel belasting betalen. In geschil is of de geïndividualiseerde heffing van inkomstenbelasting een schending van het EVRM dan wel het IVPBR behelst.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de wetgever om redenen van sociaaleconomische en emancipatoire aard heeft gekozen voor een geïndividualiseerde heffing van inkomstenbelasting. Gelet op de ruime beoordelingsmarge die de wetgever op fiscaal gebied toekomt, is de regeling niet in strijd met het EVRM dan wel het IVBPR. In deze situatie is er geen sprake van een individuele en buitensporige last door de geïndividualiseerde heffing. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 8

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 25 juli

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen